Demoniseren: een posthuum lesje van Pim

Geplaatst op november 13, 2009 | Gearchiveerd onder The Semidaily Kuitenbrouwser | 1 Reactie

grafpim.jpgHet introduceren van de term ‘demoniseren’ is misschien wel het allerslimste dat Pim Fortuyn ooit gedaan heeft. Met dat woord veranderde hij wat een fel debat was tussen twee kampen die ieder flink uitpakten, in een kwaadaardige lastercampagne tegen een argeloze politieke tegenstander. In het trekken van een stiletto tijdens een vuistgevecht.

Framing the debate heet dat in hedendaags politiek jargon: door uitgekiende woordkeuze het debat naar je hand zetten. De Republikeinen in de VS vervingen in de jaren negentig de term ‘tax reduction‘ door ‘tax relief’. Elke Democraat die zich uitspreekt tégen tax relief legitimeert ongewild het frame van belasting als een vorm van hoofdpijn, waarvoor ieder zinnig mens verlichting zoekt. Minister van Justitie Donner deed iets dergelijks door zijn bezuiniging op het gevangeniswezen het ‘sober regime’ te noemen. Wie tegen die maatregel pleit, pleit tegen een goed-Hollandse deugd, soberheid, zeker als het gaat om publieke middelen.

Zo framede Fortuyn het debat over zijn opvattingen als een vorm van kwaadaardige agitatie en werd ‘demoniseren’ iets laakbaars dat links uithaalt met rechts. Juist door zijn tegenstanders van ‘demonisering’ te beschuldigen, demoniseerde Fortuyn zijn tegenstanders. Wie zich daartegen wil verweren – we hebben het de laatste dagen weer vaak kunnen zien – zal toch de term ‘demonisering’ in de mond moeten nemen, en legitimeert daarmee dit frame.

Het probleem is alleen wel dat ‘links’ het er een beetje naar gemaakt heeft, bijvoorbeeld door mensen met afwijkende ideeën in verband te brengen met Nazi-Duitsland, antisemitisme en de holocaust, misbruik makend van het enorme taboe dat die begrippen sinds de Tweede Wereldoorlog omringt.

Zo schreef Volkskrant-medewerkster Anet Bleich in 1984, toen er volgens haar ‘een golf van racisme’ door Nederland spoelde, dat ‘de klacht over een door ‘’hullie” slecht onderhouden trappenhuis en de gaskamer de twee uitersten van één racistisch universum vormen’. In huiselijke termen: je gaat op pantoffels de trap op om iets met je Turkse buurman te bespreken en je komt op SS-laarzen boven. Het lidwoordje ‘de’ (joodse journalisten) in een column van socioloog J.A.A. Van Doorn was in 1990 voor Elsbeth Etty al genoeg om Van Doorn tot antisemiet uit te roepen, met een beschamend schervengericht als gevolg. Ook berucht is de manier waarop D66-voorman De Graaff in 2002 Anne Frank aanriep toen Fortuyn een opmerking over de grondwet maakte.

Die vorm van karaktermoord, met geen andere bedoeling dan om je tegenstander monddood te maken, hoe moet je dat eigenlijk typeren, vroeg Fortuyn zich waarschijnlijk af. Verbaal vaardig als hij was, kwam hij toen met: ‘demoniseren.’

En de geschiedenis herhaalt zich, misschien met dit verschil, dat Geert Wilders, anders dan Fortuyn, bepaalde groepen zelf net zo onbekommerd ‘demoniseert’ als hij gedemoniseerd zegt te worden. Maar dat is het geheim van slimme framing: de eerste klap is een daalder waard. ‘Terug-demoniseren’ is ongeveer even kansrijk als het retourneren van een service met een verborgen effect effect. Het anti-Wilders-kamp zal iets anders moeten verzinnen.

(Opiniestuk voor NRC Next vrijdag 13 november 2009)

Reacties

Eén reacties to “Demoniseren: een posthuum lesje van Pim”

  1. Cecile on november 13th, 2009 16:53

    Twee jaar geleden signaleerde ik in dit blog http://www.in10.nl/weblog/posts/3711-diaboliseren-kun-je-leren?CAKEPHP=9be7794ffbadb17bedccdcfd1cd782b5 het werkwoord ‘diaboliseren’, dat destijds opdook in de Belgische politiek. Dat deed me terugdenken aan het ‘gedemoniseer’ rond Fortuyn, dat leek toen nog een alweer verdwenen mode-uitdrukking. Maar de manipulatieve kracht van het d-woord blijkt nu inderdaad ook Wilders te bekoren; irritant!

Laat een bericht achter