Pluralyse

Geplaatst op maart 3, 2004 | Gearchiveerd onder Geen categorie | Reageer

Is er een verband tussen het Hedenlands en de Kijkwijzer?
Ja.
Het heeft te maken met ‘canonangst.’

Canonangst (ook wel ‘panisch pluralisme’ of ‘pluralyse’, pluralistische verlamming) is een aandoening die veel voorkomt onder moderne menswetenschappers. In de jaren tachtig en negentig woedde aan literaire faculteiten in Amerika en Europa een fel debat over wie nu eigenlijk bepaalde welke boeken tot de literaire canon behoorden, welke niet, en op grond waarvan dan. Dat die canon hoofdzakelijk werd samengesteld door witte mannen en ook voor een groot deel bestond uit boeken van witte mannen, was dat toeval?
Kon je niet met evenveel recht beweren dat de boeken van zwarte vrouwen, indianen of gehandicapten belangrijk waren? De professoren die daar toen botweg ‘nee’ op antwoordden zijn inmiddels dood en opgevolgd door professoren die de vraag met ‘ja’ beantwoorden. Zo ontstond een nieuw taboe: een taboe op relativeren, op het aanbrengen van een rangorde in opvattingen en belangen. Het politiek correcte denken. Niets is meer. niets is minder, alles is altijd gelijkwaardig.

Ook politici en bestuurders durven dat soort keuzes niet meer openlijk te maken, en wenden zich steeds vaker tot wetenschappelijk onderzoekers voor advies. Waar die vroeger van dit voorrecht gebruik maakten door met deskundig aplomb de knoop door te hakken, zeggen ze nu: tja, de een vindt zus, de ander vindt zo, en het maken van een keuze is eigenlijk niet verantwoord. De bestuurders zijn geëxcuseerd en er gebeurt niets.
Je ziet het bij de pedagogen die de regering adviseren over de keuring van films en televisieprogramma’s, en bij de taalkundigen die gevraagd wordt om een uitspraak over de taalnorm zie je hetzelfde. Tja, zeggen de pedagogen, sommige mensen vinden GTST leerzaam en waardevol, anderen vinden het verderfelijk, daar valt geen keuze in te maken. Och, zeggen de taalkundigen, de een zegt ‘groter als’, de ander zegt ‘groter dan’ – een lijn trekken zou arbitrair en dus onjuist zijn.
(Een ander onderwerp waarbij je het ziet is de discussie rond het Museum voor Nationale Geschiedenis, aangekaart door Jan Marijnissen. ‘Dat kan helemaal niet,’ roept een koor van historici, ‘er í­s niet één nationale geschiedenis.’ Dat dit probleem net zo goed opgaat voor de geschiedenis van de krijgsmacht, het huisdier of de verloskunde heeft geschiedkundigen er in het verleden niet van weerhouden over die onderwerpen musea in te richten, en gelukkig maar.)

In haar bespreking van Verandering en verloedering – Normen en waarden in het Nederlands van de taalkundigen Bennis, Cornips en Van Oostendorp (de Volkskrant, 13 februari jl.) signaleert Mieke Zijlmans het ook weer: ‘Welke vorm van taalmishandeling de auteurs ook aanstippen, het maakt niet uit. Hun in plaats van zij in ‘hun hebben’? Is nou eenmaal in opkomst, niks aan te doen. Slikt Balkenende halve woorden in en is hij daardoor slecht te verstaan? Hij heeft toch de verkiezingen gewonnen, dus het is een kwestie van smaak of je dat irritant moet vinden. Niet foutloos kunnen spellen? Dat kan toch geen kip? Zo is de strekking van het hele boek: je doet er niks aan, het gebeurt toch, dus geef het verzet tegen de taalverloedering nou maar op.’
Dat bedoel ik. Canonangst.
‘Een heleboel van dit soort zorgen en boosheden zouden verdwijnen als mensen iets beter op de hoogte zouden zijn van de stand van kennis in de taalwetenschap,’ schrijven Bennis, Cornips en Van Oostendorp over mensen die zich zorgen maken over de taal.
Dus: de leek zit met een vraag (Welke films zijn geschikt voor welke leeftijd?Is het ‘groter als’ of ‘groter dan’?), hij wendt zich tot de wetenschapper, en de wetenschapper zegt: ‘Daar kan ik geen uitspraak over doen. Wel kan ik u adviseren dit boek van mij te kopen.’
Dat is nu zo’n situatie waarin een eigentijdse tiener ‘duh!’ zegt.

Reacties

Laat een bericht achter