All Inclusive (1)
Geplaatst op maart 15, 2004 | Gearchiveerd onder Geen categorie | Reageer
Weinig dingen zo mooi als ‘s avonds in de tropen uit een vliegtuig stappen.
Het is donker en licht tegelijk, de hemel zwart, paars en groen, palmbomen strekken zwaaiend hun armen naar je uit en de laatste koude, technische lucht die nog om je heen hangt lost op in een weldadig, klamwarm waaien dat alles hier eeuwig streelt.
(& dat wij noord-westerlingen alleen in verticale vorm kennen, als we ‘s winters een warenhuis binnengaan of op een rooster van de metro staan.)
Je zou zo rechtsomkeert maken om het nog een keer te doen.
Bij de landing werd geklapt.
Ik wist niet dat men dat nog deed!
Vroeger liet het zich voorspellen: nerveuze, onwennige reizigers, motoriek stram van angst, een zucht van god-moeder-maria bij het opstijgen, dan wist je het: veel eerste-keerders, dat wordt straks applaus. Die tekenen vertoont deze groep niet. In tegendeel, aan het aantal speciale sokjes, slofjes, kussentjes en slaapmaskers te oordelen heeft men hier wel enige ervaring met luchtvervoer.
Staat het los van ervaring?
Is het een klasseverschijnsel?
‘Wij maken de Caribbean bereikbaar!’ zegt Martinair over zijn non-stop-vluchten op Isla Margarita, en zo is het. De Caribische Droom voor de Kleine Beurs, zo kan deze propositie wel getypeerd worden. Het was een van de laatste nog niet door de zontoerist ontdekte eilanden, deel van Venezuela, losgekoppeld van de dollareconomie, en dus goedkoop.
Voor een weekje Barbados betaalden wij vijftien jaar geleden al ruim het dubbele. Toen we daar op onze kamer kwamen lagen er een halfje champagne en wat snacks in de ijskast, als we hier na vijf uur vertraging en tien uur vliegen rond middernacht de lobby inwankelen ontlokt het woord ‘bier’ aan de receptionist slechts een verbaasde grimas. Hij wijst op een plastic kan met mierzoete limonade. Ook een vijf centimeter dikke boterham behoort tot de mogelijkheden.
De twee jonge vrouwen die als eerste hun sleutel krijgen zijn al snel weer terug. Ze hebben een dubbel bed, terwijl ze, zoals een van hen uitlegt, ‘geen stelletje’ zijn. Weten we dat ook meteen.
Een oudere Nederlands mevrouw herademt opgelucht. Haar staat nog wat te wachten.
Op het strand een eindeloze parade van venters. Gespierde jonge negers met dreadlocks die zonnebrillen verkopen, verweerde indiaanse mannetjes met strohoeden die shawls en badlakens aanbieden, vrouwen die masseren, vrouwen die je haar vlechten, een jezus-figuur op sandalen die een boek geschreven heeft over het wereldraadsel waar hij graag met je over wil praten (tegen betaling?) en dan natuurlijk de man met de aloë vera-stekels waaruit hij ter plekke de gel schraapt die je, verzameld in een oud limonadeflesje, voor 10 dollar van hem kunt kopen. Ik zag ze op Aruba, op St. Maarten, op Curaçao, op Barbados, en nu hier. Het Caribisch gebied is bijna drieduizend kilometer in doorsnee, telt tientallen eilanden en honderden stranden. Op al die stranden loopt een aloë-vera-venter, met een paar van die stekels, een stel flesjes en een mes.
Zouden ze wel eens een congres houden?
‘Aloe-Vera Hustling & The New Millennium. Footprints for the future’
Zo’n enorm Amerikaans congreshotel, wemelend van de blootsvoetse rasta’s met tasjes en zakjes en flesjes en aloe-stekels.
‘Waar komt u voor?’
‘De workshop vullen zonder morsen.’
De touroperator heet Quality-Travel, maar toen ze die naam bedacht hadden was het ook gedaan met het kwaliteitsdenken. Als je bij de hostess van ‘Q’ geld wisselt krijg je de officiële koers, 2000 bolivares per dollar, als je bij haar met diezelfde bolivares iets betaalt is het 3000, de zwarte koers.
Onder elkaar duiden wij haar aan als de ‘muts’.
In een ander gezelschap, leren we aan het eind van de week, heet zij de ‘doos’.
Na een paar dagen wilden we eens écht lekker eten, we kregen een tip, doften ons op en bestelden een taxi. Daar was Flaco, een keurige heer van in de veertig, met zijn tip-top gepoetse, tot in de perfectie gerestaureerde 1982, 8-cillinder Chevrolet Malibu. We stegen op, Flaco zette een swingende Calypso op (keihard), liet de raampjes zakken zodat de zoele avondwind door de cabine ruiste, en zo zoefden we door de schemering. Andere auto’s claxonneerden, kinderen riepen ons na, we reden door zijn dorp, langs zijn huis, we zagen zijn vrouw en kinderen zitten, aan tafel, onder een lampekap, achter het muskietengaas, en Flaco gaf weer gas en de 8-cilinder snorde en de keiharde calypso bonkte en borrelde en de kokospalmen langs de weg deden de wave in een aanrollende windvlaag en alles leek ineen te vloeien tot één kinetisch geheel, een immens organisch orkest van vrolijkheid en beweging. Het soort momenten waarop al het sap uit al het fruit van dit luilekkerland samenstroomt tot die magische mix waarvan niemand elders op de wereld het recept kent, een cocktail die verkwikt en bedwelmt tegelijk, die je gewrichten in beweging zet als de zuigerstangen van een locomotief en je tong tegen je verhemelte doet trillen als het balletje in een scheidsrechterfluit.
Flaco stopt de auto, rent eromheen om de deuren te openen. Zwierig leidt hij ons het restaurant binnen, en daar zet het feest zich voort.
(wordt vervolgd)
Reacties
Laat een bericht achter