Metheo

Geplaatst op februari 2, 2005 | Gearchiveerd onder Geen categorie | Reageer

katja1.gif

– Oké, de AVRO wil een zesdelig televisiedrama, liefst met een actuele setting.
– Iets over Pim!
– Zou kunnen. Anderzijds, na 06/05 misschien eens iets anders?
– Een sóórt Pim!
– Hmm. Iemand nog andere ideeën? Theodor?
– Iets over een soort Pim?
– Briljant!
– Tja. Max?
– Ik heb er niks mee te maken.
– Je zit hier nu toch! De beste columnist van Nederland!
– Jullie zien maar. Maar mocht er een hoofdredacteur in voorkomen, maak er dan svp een ruggeraatloze eikel van genaamd Jensma.
– Komt voor elkaar Max! Theodor, noteer: gluiperd genaamd Jensma.
– Bij jou is iederéén toch een verachtelijke gluiperd, Theo?
– Natuurlijk! Of een dom lekker ding.
– Laten we proberen er echte mensen van te maken.
– Natuurlijk! Echte, héle sléchte, in-en-in verdorven mensen! Eén grote vuile rattenbende! Dat zeggen ze ook de hele tijd tegen elkaar: jij vuile rat! Stelletje vuile ratten! Met een harde V en een rollende R! Stelletje fffuile rrrrrrátten! Heb je dat, Theodor?

Zo moet het ongeveer gegaan zijn, in het kantoor waar de dramaserie Medea bedacht werd, het laatste werkstuk van Theo van Gogh dat in première ging, onlangs bij de AVRO op Nederland 3.
Het vreemde van Theo Van Gogh’s werk is dat het heel snel dateert. Kijk naar 06, Blind Date of Interview, en onwillekeurig dringen zich associaties op met Paul Vlaanderen, of de eerste films van Fons Rademaker. Rouwverwerking, telefoonsex, de BN-industrie, de onderwerpen zijn eigentijds genoeg, daar zit het hem niet in. Het zijn de scripts.

Wat is het grote verschil tussen film- en tv-drama van pakweg veertig jaar geleden en nu? Realisme. Psychologische nuance. In oude Westerns droeg de slechterik een zwarte hoed en de goederik een witte. Moderne regisseurs doen dat niet meer, maar in de films van Van Gogh is het nog steeds zo.
De tv-serie Najib en Julia, geschreven door Justus van Oel, vormt een uitzondering omdat Van Oel nu juist wel psychologisch inzicht heeft, maar die samenwerking liep dan ook spaak omdat Van Gogh diens scripts naar eigen smaak aanpaste en daarbij het liefst een machete of een snijbrander hanteerde.

Dat van Gogh voor zijn scripts op den duur was aangewezen op (ex)-journalisten is niet verwonderlijk: journalisten verdiepen zich in de feiten, psychologie interesseert ze doorgaans niet zo en dat de baas hun werk nog wel eens met schaar en lijmpot onder handen neemt, redacteur zus er een kop bij verzint en opmaker zo de illustratie kiest, zo gaat dat in de journalsitiek nu eenmaal.

Hoe het ook precies gegaan is, het grote laatste meesterwerk dat ons de afgelopen maanden in het vooruitzicht is gesteld, is Medea bepaald niet.
Sterker, het is een debacle.

Om ons te helpen zendt de AVRO elke aflevering twee keer uit, maar vier à vijf keer was misschien beter geweest. Er is geen touw aan vast te knopen!

De dialoog is een ramp.
Spijkerhoek, de eerste Nederlandse poging tot soap, uit 1988, speelde zich onder andere af in een garage. Met het oog op de geloofwaardigheid liet de scriptschrijver iedereen die er werkte zoveel mogelijk het woord ‘auto’ uitspreken.
‘Ik heb de auto van Jansen even buiten gezet’ zei de baas dan tegen een monteur, ‘zodat de auto van Smit erin kan.’
‘Oké,’ zei de monteur dan, ‘dus de auto van Jong kan nog even wachten?’
‘Ja. O ja, straks komt De Vries. Er is iets met zijn auto.’

In Medea gaat het ook zo. Een politicus wordt binnenskamers onder druk gezet. Hij verzet zich: ‘Er is een grens tot hoever ik bereid ben te gaan.’
Ja, oké, dat is de situatie, maar wat zégt zo’n man op zo’n moment?
Er dreigt een kabinetscrisis, spoedoverleg in het Torentje.
‘Mijn heren!’ roept de premier, ‘het kabinet kán nu ní­et vallen!’
Ja, oké, dat is zijn positie, maar hoe verwóórdt zo’n man dat op zo’n moment, daar gaat het om.
Een louche uitgeverstype, kennelijk geinspireerd op Erik de Vlieger, maakt ruzie: ‘Verveel mij niet met gelul, alsjeblieft!’

Het doet denken aan die mop over de man die op een festje een hoorspelacteur tegenkomt en vraagt waarom in hoorspelen altijd zo onnatuurlijk wordt gesproken.
‘EæhòézzzòØó, Ô&nnaTúùrlÂ¥kh? zegt de acteur.

Medea treft een meisje aan op het kantoor van haar Jason. Ze is vijftien en werkt voor zijn campagne als vrijwilligster. ‘Nu niet meer’ zegt Medea koeltjes. Zonder één woord van protest maakt het meisje zich uit de voeten. Medea vertelt Jason dat ze een tweeling krijgt. Onmiddelijk beginnen ze vurig te tongzoenen.
Wat er ook gebeurt: geen ‘normale’ reacties!
Jason schuift bij Medea in bed, hij beklimt haar en Medea zegt:‘Hou je van mij? Laat me weten dat je van me houdt.’
Ja, zet een kaars in je raam vannacht!

Cas Enklaar speelt een sluwe politieke intrigant. Maak een still van het moment dat hij voor ‘t eerst in beeld komt, laat het plaatje aan tien mensen zien en ze zeggen alle tien: dat moet een sluwe politieke intrigant zijn. Dat Enklaars onafscheidelijke filtersigaret niet in een bokkenhoefje geklemd zit valt nog mee. Er is bij mijn weten in Nederland één iemand die bekend staat als een sluwe politieke intrigant. Zijn naam is Jan Nagel. Leg zijn foto naast die still van Enklaar en in één oogopslag is duidelijk wat er mis is aan de films van van Gogh.

Net als ik was Theo van Gogh een groot liefhebber van The Sopranos, hij schreef er diverse columns over. Het is nauwelijks te geloven. Wat The Sopranos zo goed maakt, zo wáár, zo beklemmend, is dat de personages niet evident slecht zí­jn, maar slecht doen.
Eigenlijk is Tony Soprano precies zoals Van Gogh was: iemand die goed voor zijn vrienden zorgde, mensen uit de put hielp als hij kon, zijn ouders in ere hield en zo nu en dan iets héél slechts deed.

Met Medea wordt posthuum nog eens bewezen wat de moeilijkheid met Theo van Gogh was: niet dat hij fouten maakte, maar dat hij weigerde ze onder ogen te zien.
Het kwaad, dat zijn de anderen.
Kijk maar, ze kijken sinister, zeggen ‘fffuile rrrat’ en dragen een zwarte hoed.
Heel ouderwets.
En heel saai.

Reacties

Laat een bericht achter