Apres-LTS

Geplaatst op juli 5, 2007 | Gearchiveerd onder Geen categorie | Reageer

Vrienden van ons kochten een oude pastorie. Een grote renovatie volgde en toen was de tuin aan de beurt. Had het vinden van een geschikte aannemer al de nodige moeite gekost, een hovenier zonder ellenlange wachtlijst leek al helemaal onvindbaar. Via-via kwamen ze in contact met Stef. Stef was beschikbaar. Stef maakte een plan en stelde een contract op. Blij dat er schot in de zaak kwam zetten onze vrienden hun handtekening. Stef rukte wat struiken uit de tuin, gooide een paar kuub zand neer en verdween. Onze vrienden bleven om beurten thuis van hun werk om op hem te wachten – geen Stef. Op een ochtend kwam hij heel vroeg, posteerde een Oost Duitse jongen van negentien op de zandhoop en reed weer weg. De jongen ging zitten, stak een sigaret op en wachtte. Aan het eind van de dag zat hij er nog.

De eerste aflevering van het relaas heeft nog iets grappigs. Zo wordt het ook verteld: als Komische Verbouwingsanekdote Zoveel. Een paar weken later is de toon al wat grimmiger. De overburen, waar Stef ook gewerkt heeft, wachten nu al maanden op een dure, vooruitbetaalde partij stenen. Stef neemt de telefoon niet meer op. En op zijn ‘adres’ kennen ze Stef helemaal niet.
Als je een paar weken later nog eens naar de zaak informeert, volgt op de licht lacherige vraag een antwoord van geheel andere toon, en de gezichten verstrakken. Stef blijkt bekend bij de politie, waar zich intussen ook andere gedupeerden gemeld hebben. Het gesprek gaat niet meer over borders, tegels en bielzen, maar over oplichting, aangiften en advocaten. De klucht is een krimi geworden.

Er kwam bij ons eens een meubelmaker een kast bouwen, Anton heette hij. Anton had Michael bij zich, een jongen van zeventien, achttien. We zaten bij elkaar tijdens de schaft en het viel me op dat Anton, begin-zestiger, zorgzaam en vaderlijk omging met Michael, een stuk minder ruw dan gewone bouwvakkers onder elkaar. Als Michael wat wilde zeggen kreeg hij het woord, als hij zich onhandig uitdrukte sprong Anton bij, er werd geïnformeerd of hij genoeg gegeten en gedronken had, enzovoorts. Later tijdens een andere schaft kwamen we te spreken over de aanwas van jong talent op zijn vakgebied. Van opleidingen in de regio kreeg Anton stagiaires aangeleverd, maar de meeste stuurde hij na twee weken weer weg. Onvoldoende technische vaardigheden, onvoldoende leergierig, veel te grote mond. ‘Maar deze, ‘ zei hij, toen Michael even weg was, ‘die heeft het écht in de vingers. Gouden jongen. Nu maar hopen dat hij volhoudt.’ Ineens begreep ik zijn voorkomende toon. Anton knikte. ‘Ik moet zuinig op hem zijn.’

Hoe zo’n jongen, met talent en toekomst in een mooi vak, vervolgens alsnog kan afhaken werd me later eens uitgelegd door Luuk, een jonge boomverzorger die onze zieke esdoorn kwam rooien. Het was een spectaculaire operatie waarbij Luuk zichzelf als een soort alpinist, in een harnas, laarzen voorzien van stijgijzers, aan een lijn naar de top hees, om daar met een motorzaag de eerste delen te lijf te gaan. Hij was vroeg in de twintig, eigen baas, en had meer werk dan hij aankon. Een mooi leven, zei ik. Jazeker, zei Luuk, maar ja, een kantoorbaantje had toch ook z’n voordelen. Na enige aandrang kwam het eruit: als hij op zaterdagavond in het dorp naar het café ging, dan stonden daar zijn leeftijdgenoten, die ergens in een callcenter achter een monitor zaten, of witgoed verkochten bij de BCC, met ongeveer net zo veel geld in hun zak (nou goed, íets minder wellicht), maar met schone nagels.
Schone nagels, zei ik, who cares?
Luuk lachte. ‘De meisjes wel hoor.’

Aan de realiteit, besloten in die ene zin, is een lang proces van onderwijsvernieuwling vooraf gegaan, dat afgelopen week dan misschien eindelijk gestuit werd toen minister Plasterk van onderwijs de rehabilitatie van de ambachtsschool aankondigde. Nu moet dat lange, destructieve proces in omgekeerde volgorde worden afgelegd.
Die nieuwe schoolsoort gaat overigens niet gewoon ambachtsschool heten, nee, het worden ‘vmbo-vakcolleges’. Want die Haagse wet zal wel altijd van kracht blijven: ook al draaien we de klok qua beleid gewoon terug, qua taal kent de politiek maar één rijrichting en dat is: vooruit. Want stel dat we dit nu weer gewoon de ambachtsschool noemden, hoe zullen we in de toekomst dan ooit nog weten dat wij dit danken aan ene minister Plasterk? Dus we gaan terug naar de toekomst, maar onder een nieuwe naam. Nu nog even een jaar of twintig, dertig geduld. Tot die tijd: hoedt U voor den Stef.

Reacties

Laat een bericht achter