De Drempel (I)

Geplaatst op februari 16, 2009 | Gearchiveerd onder Geen categorie | 1 Reactie

dedrempel1.jpgLangs onze wijk loopt een weg. Om te voorkomen dat op die weg te hard gereden wordt zijn er verkeersdrempels aangebracht. De tweebaansweg wordt daar éénbaans, ingeklemd tussen twee vluchtheuveltjes met een stalen hek erop. Vroeger stonden er bij die drempels borden die bepaalden welke rijrichting voorrang had, maar een tijd geleden zijn die weggehaald. Ik dacht aan een vergissing, maar het bleek beleid.  Moderne verkeersplanners streven naar minder borden.  Langs de snelweg word je om de honderd meter herinnerd aan de maximumsnelheid te herinneren, alsof snelverkeer een vorm van Alzheimer is, en hier is één bordje te veel.
Op kerstavond deed ik om een uur of zes nog even snel een boodschap. In de auto van mijn vrouw reed ik over de weg met de drempels. Aan de andere kant van een van de drempels naderden drie auto’s. Het was duidelijk dat zij redelijke voorrang hadden, ze waren dichterbij de drempel dan ik en reden bovendien vrij hard. Ik herkende ze, het waren de jongens die het schoolplein van een eind verderop tot hangplaats gekozen hebben en met hun boyracers langs die weg crossen.
Toen ze voorbij waren zette ik de auto in beweging en reed naar de drempel. Uit de verte naderde een auto. In plaats van vaart te minderen gaf hij juist gas, en in plaats van naar rechts te gaan reed hij rechtdoor. Ik was de drempel alweer bijna af toen hij voor me stond, op nog geen vijf centimeter afstand. Het was donker, het regende, ik zag alleen twee koplampen. Ze bleken toe te behoren aan een grote, nieuwe, zilvergrijze Mercedes. Het soort auto waar  geslaagde zakenmannen van vijftig en ouder in rijden. Verstandige mannen, die geen trammelant willen. Ik wachtte. De Mercedes begon met z’n lichten te flitsen. Wilde hij dat ik achteruit ging? Het portier van de Mercedes vloog open. De bestuurder was geen bezadigd heerschap maar een jongen van een jaar of 25. Hij droeg een grijze trainingsbroek, Air-Nikes en een nylon jekkie met een bontgevoerde capuchon.  Sinds ik in de Amsterdamse Nieuwmarktbuurt gewoond heb herken ik een speedloopje van verre, en dit was er een. Met symmetrisch klapwiekende armen kwam hij naderbij en gaf een geweldige dreun op de zijruit, zo hard dat hij de ring aan zijn pink ontwrichtte. Woedend liep hij terug om zijn hand in het licht van de koplampen te inspecteren. Waar een steen had gezeten gaapte een leegte. ‘Godverdomme!’ schreeuwde hij. ‘Godverdomme! M’n ring!!!’
Ik zocht intussen koortsachtig naar het knopje van de centrale deurvergrendeling. Waar zat ook alweer in deze auto? Speedy Bontcapuchon kwam terug. STuiterend van razernij begon hij te schelden, de kreten ritmisch afgewisseld met slagen op de ruit, die tot mijn verbazing heel bleef. (Ik herinner me vooral ‘brillenjood’)
Ik keek in m’n binnenspiegel, vlak achter me stond intussen een auto, ik kon geen kant op. Ik draaide het raam een klein stukje naar beneden. ‘Ja sorry,’ zei ik, ‘het was toch duidelijk dat ik voorrang had? Als u twee meter achteruit gaat, is het opgelost.’
‘Ik rij hárd!’ riep Speedy, ‘je ziet toch dat ik hárd rij!?’
(wordt vervolgd)

Reacties

Eén reacties to “De Drempel (I)”

  1. De Drempel (II) : Jan Kuitenbrouwer on februari 25th, 2009 11:26

    […] Wat vooraf ging: op kerstavond kwam ik in een wegversmalling bumper aan bumper te staan met een tegenligger die eiste dat ik achteruit ging,  ofschoon ik voorrang had. De bestuurder, Speedy Bontcapuchon, sloeg mijn auto en uitte dreigende taal. Toen werd ineens het achterportier opengetrokken. Een jongeman in hetzelfde uniform als Speedy – Air-Nikes, trainingsbroek, nylon jekkie met bontcapuchon – stak zijn hoofd naar binnen en riep iets. Terwijl Speedy amok maakte waren schuin achter mij drie auto’s gearriveerd: zijn maatjes, die zich afvroegen waar hij bleef.  Inclusief Speedy waren er nu acht. Springend en krijsend dansten ze om de auto, als een makake-kolonie rond voedertijd. Koortsachtig keek ik om me heen, hoe werkte de centrale deurvergrendeling in deze auto ook alweer? Met een smekend handgebaar vroeg ik de auto direct achter me, die niets met Speedy en Co te maken leek te hebben, of hij niet heel klein stukje naar achteren kon. Hij kwam in beweging, het was maar tien centimeter, maar precies wat ik nodig had.  Terwijl de makakekolonie zijn dans uitvoerde, wurmde ik de auto vrij. Blijkbaar ervoer Speedy deze ontknoping als onbevredigend, want net toen ik mij definitief uit de wielen wilde maken, werd mijn eigen portier opengetrokken. Speedy probeerde me naar buiten te trekken. Ik zat half gedraaid in verband met het achteruit rijden, dus hij vond geen houvast. Ik gaf gas, Speedy probeerde het opnieuw maar moest tegelijk achteruit lopen, een lastige combinatie. Uiteindelijk hing hij aan het portier, aan beide oksels. Ik trapte hard op de rem. Het portier sloeg dicht, met Speedy en al, wiens bovenarmen dus bekneld raakten. Ik liet het stuur los en gaf met twee handen een extra ruk aan het portier, net toen Speedy probeerde zijn armen te bevrijden. ‘AU!” riep hij en liet los. Ik trok het portier dicht, duwde het afsluitpalletje naar beneden (waarop het bevrijdende /kla-klak/ van de centrale deurvergrendeling weerklonk – ach natuurlijk!), reed zo hard ik kon achteruit, passeerde een zijstraat, keerde om en stoof ervandoor. ‘Erachteraan!’ hoorde ik Speedy nog roepen. Ik was ontsnapt, maar wel de meest ongunstige kant op, hier liep de ventweg dood. Om echt weg te komen zou ik de hele wijk door moeten, kronkelige, vaak eenbaans wegen, talloze kruisinkjes, waar telkens een van mijn achtervolgers kon opdoemen. Dan was ik echt de klos. Gelukkig gebeurde dat niet, ik bereikte een doorgaande weg. Hier zouden ze moeten gokken, ging hij links of rechts? Ik gokte erop dat zij op links zouden gokken, de stad uit, dus ik ging rechts, de stad in. Het was Kerstavond, er was nauwelijks verkeer, ik moest me verstoppen, daar kwam het op neer. De oprijlaan van een villa? Doen alsof je verkeerd bent gereden? Langs die doorgaande weg is een groot café-restaurant, met daarachter een parkeerterrein. Helemaal aan het eind, verscholen achter een lange rij auto’s vond ik een plekje, half in de berm. Onzichtbaar, vanuit alle richtingen. Ik ging het restaurant binnen, bestelde een biertje en verschool me achter een krant. Even later zag ik ze voorbijrijden. De Mercedes voorop, de drie GTI’tjes er achteraan. Toen ging mijn mobiele telefoon. (WORDT VERVOLGD) […]

Laat een bericht achter