Bankers Anonymous

Geplaatst op maart 3, 2009 | Gearchiveerd onder Geen categorie | Reageer

pointingfingers.jpgDaar liep hij, samen met z’n chauffeur, waarschijnlijk op weg naar z’n auto, dat toont de opname niet. Het is klaarlichte dag, de pers wordt op afstand gehouden, en toch weet het geflikker van de camera’s hem te bereiken. Als een figuurlijke steniging regent het op hem neer, hij moet zijn lach extra kracht bijzetten, anders zal hij er op de voorpagina’s van morgen grauw en belaagd uitzien.

Of je het nu was of niet, een nieuwsfotograaf kon van iedereen een grauw, opgejaagd portret maken, had hij geleerd. Kwestie van hoek, licht en timing. Het omgekeerde kon ook, de verliezer als held, dat zag je elke maandag op de sportpagina. Maar de verliezers van deze crisis waren geen helden, zelfs geen tragische, nee, schurken waren het, bad guys, monsters. Het was alsof er een Nieuw Kwaad was uitgevonden, alsof zij de oorlogsmisdadigers van vandaag waren, zoals ze daar zaten, achter die lange tafels vol microfoons, bedrukt, (‘nederig, berouwvol!’ zei PR), onwennig in hun effen, blauwe pakken (‘geen krijtstreep!’ zei PR) – het eerste mediaoptreden in jaren dat ze niet zelf tot in de puntjes geregisseerd hadden. Nog goed dat er geen koptelefoons voor een vertaling nodig waren, anders was de beeldrijm met een oorlogstribunaal compleet geweest.

De interviews van David Frost met Richard Nixon waren een succes omdat Frost na lang vergeefs hengelen beet had, maar een andere belangrijke factor was de timing. Nixon zat mentaal precies op het punt dat hij nog een laatste sprankje hoop op een come-back koesterde, terwijl hij eigenlijk ook wel wist dat het een illusie was. Die hoop werd gevoed door zijn ja-knikkende entourage, maar er was een formidabele horde die hem van eerherstel scheidde, de publieke opinie, belichaamd in Frost.  Die hem een rekening presenteerde die hem voor een onmogelijke keuze plaatste: dubieuze debiteur of faillant, en in de politiek is plaats voor geen van beiden. Zijn terugkeer ‘back east’ was een idee-fixe. Vanaf zijn riante terras kijkt hij uit over de pacific, banneling van de staat die hij haat, het zonnige, zorgeloze Californie.

Zoiets overkomt topbankiers op dit moment. Hank Greenberg van het bankroete AIG, de grootste verzekeraar ter wereld, Joseph Cassano, zijn rechterhand, Dick Fuld, de doodgraver van Lehman Brothers, Stan O’Neal, die Merril Lynch vernietigde, Fred- The Shred- Goodwin, die RBS opblies, Maurice graaf Lippens, die Fortis in het verderf stortte, of Rijkman Groenink, die ABN-Amro ten prooi gooide. Waar zouden ze zijn op dit moment? Wat doen ze? Houden ze zich schuil? Hebben ze nog vrienden? Sluipen de paparazzi rond hun landhuizen?

Het moet bizar zijn. Je behoort tot de top van de financiële wereld, in een paar jaar verwerf je een fortuin waar je ooit een leven lang succesvol voor moest ondernemen, ook sociaal wordt je op het schild getild – Goodwin kreeg een knighthood, jonkheer Lippens werd graaf – en dan ineens valt de stroom uit. Het gezoem uit de kelder sterft langzaam weg, het wordt stil, het enige dat je nog hoort is het zachte gesis van ontsnappende lucht. Tot ook dat verstomt. En je staat op alle voorpagina’s. Als een schurk.
En je loopt, met je chauffeur, naar een parkeergarage. Op de stoep parkeren is voorbij. Heel veel dingen zijn voorbij. Restaurants hebben ineens geen tafel vrij. En dit, wat is dit? Een rekening?

Op de BBC nam een oude schoolvriend van Fred The Shred het voor hem op. Ontroerend, dacht ik, zijn oude vrienden uit Paisley, het Osdorp van Glasgow, zonen van bouwvakkers, chauffeurs, elektriciens, zoals zijn eigen vader, die laten hem niet vallen. Local boy makes good, dat respect blijft. Ja, tot dáár iemand zijn pensioen kwijtraakt, of nooit betaald wordt vanwege een faillissement, veroorzaakt door RBS. Zo’n oude schoolvriend, die dacht juist goed te zitten met zijn RBS-aandeeltjes, vanwege Fred. Dat is het ongewisse, de fallout laat zich niet voorspellen, de kettingreactie kiest zijn eigen pad, om elke straathoek kan hij opdoemen. Daar sta je, in een winkelcentrum, in je vrijetijdskleren, baseballpet op voor een beetje anonimiteit, verdiept in het tuingereedschap, en ineens: ‘Kijk schat, dat is hem.’
‘Wie bedoel je?’
‘Hem! De klootzak waardoor we ons huis moeten verkopen! Zo?! Beetje aan het tuinieren? Beetje relaxen op je landgoed? Zakkenvuller!’
Geen prettig moment, met al die schoffels onder handbereik.
‘Laat maar lieverd,’ sust zij, ‘hij is het niet waard.’
En anders alleen al het wijzen, het gesis, het gegniffel. ‘Psst, dat is die bankier, weetje wel?’
‘Je bedoelt?’
‘Ja! Die van die bonussen. Hoe heet-ie ook alweer?’

Misschien moeten ze een praatgroep beginnen.
Een soort Bankers Anonymous, waar ze terecht kunnen met hun pijn, bij elkaar. Hun frustraties, hun schaamte.
‘George, vanwaar dat verband om je hoofd?’
‘Ik probeerde gisteren zelf een cappuccino te maken. Moeilijker dan ik dacht.’
Het beste kun je waarschijnlijk een eilandje kopen.

Reacties

Laat een bericht achter