Geparfumeerd populisme

Geplaatst op juni 29, 2012 | Gearchiveerd onder NRC HANDELSBLAD, The Semidaily Kuitenbrouwser | Reageer

Hoe meer mensen zich in één ruimte bevinden, hoe groter de behoefte aan parfum. Het sociale parfum waarmee wij in dit overbevolkte landje elkaars nabijheid draaglijk maken, heet consensus. Wij  zitten met elkaar opgesloten, en soms ventileert iemand een onwelriekende opvatting. Eerst klinkt een hartgrondig ‘Bah!’ maar als de viespeuk zich niet beschaamd uit de voeten maakt, als het luchtje blijft hangen, komt er een magisch proces op gang: we wennen eraan.

Sterker, de stank blijkt op een bepaalde manier ook best aangenaam om te ruiken, zoals er in parfums ook vaak feces verwerkt zijn. Dat is waar het publieke debat in Nederland vaak op neerkomt: het parfumeren van ideeën. Zo houden we de sociale ruimte leefbaar.

Bekende parfumeurs uit het recente verleden zijn Frits Bolkestein en Paul Scheffer: anti-multiculturalisme stonk, maar zij wisten de edele bestanddelen te scheiden van de onreine, zodat er een sociaal aanvaardbare geur ontstond. En zo veranderde het ‘bah!’ van twintig jaar geleden in het ‘uhuh’ van nu. Wat ooit werd gelabeld als ‘xenofobie’ en ‘racisme’ blijk je ook ‘immigratiescepsis’ te kunnen noemen!

Of neem de kunstbezuinigingen. Zelfs díe drol blijkt parfumeerbaar. Halbe Zijlstra is natuurlijk een reactionaire carrièrist-schrap-Filistijn, máár… zijn bezuinigingsmaatregelen ‘zouden de kunstsector aan het denken moeten zetten.’ De drager wordt gedesavoueerd, maar zijn idee is ‘een signaal’.

Bij een ander vitaal element van het populisme, de zakkenvuller-doctrine, zie je het ook. Alle boven ons gestelden zijn uit op zelfverrijking. Deze manier van denken werd tien jaar geleden door de elite nog vinnig van de hand gewezen als een dom en destructief vooroordeel, als ‘ressentiment’, maar het blijkt een vrij hardnekkig onderbuikgas, en dan wordt op een gegeven moment de parfumering ter hand genomen. Bonnetjes, bonussen, belastingpriviliges, een paar jaar geleden nog waren het nog onfrisse thema’s, voer voor volksmenners en telegraafjournalisten, maar inmiddels maken ook nette kranten en gematigde politici zich er druk om, zie bijvoorbeeld de tendentieuze berichtgeving van de Volkskant over het inkomen van Christine Lagarde.

Na decennia van afwezigheid staat ook het verschijnsel ‘lobbyisme’ weer op de politieke agenda. Ging die discussie dertig jaar geleden om de stille macht van het grootkapitaal, nu ligt het accent op de persoonlijke integriteit van bestuurders. Maandag zaagde Nieuwsuur minister Schippers van Volksgezondheid gekmakend lang door over het feit dat de tabaksindustrie zich laat vertegenwoordigen door een lobby! En, nog erger, in die lobby zit een /partijgenoot/ van haar! Dat kan niet deugen natuurlijk.

De PvdA wil nu dat er een gedetailleerd register wordt aangelegd van alle ‘contacten’ die er zijn tussen ‘politici’ en ‘lobbyisten.’ Een potsierlijke vorm van symboolpolitiek. Als ik met mijn Kamerlid mail over het sportbeleid in mijn woonplaats, valt dat er dan ook onder? Of ik werk bij het Rode Kruis en ik attendeer een Kamerlid op een onzinnige, kostenverhogende wetsbepaling? Of ik ben Kamerlid en ik bel het Rode Kruis met de vraag wat zij van die regeling vinden?  Ben ik dan aan het lobbyen? Noem ‘belangenbehartiging’ voortaan ‘lobbyen’ en ineens is het onderdeel van een sinister spel van manipulatie en beïnvloeding. Zo wordt het koffiehuisdenken stukje bij beetje salonfähig gemaakt.

Het parfumeringsproces betekent voor de oorspronkelijke stinkerd overigens geen eerherstel. In tegendeel: hoe meer PVV-thema’s de gevestigde politiek parfumeert, hoe groter de afstand die ze neemt tot Geert Wilders, als een poes die na de paring de kater wegjaagt.

Ja, óf je moet voortijdig overlijden, zoals Pim Fortuyn en Theo van Gogh, dan behoort olfactorisch eerherstel tot de mogelijkheden. Dat is het voordeel van een dode: iedereen kan hem omhelzen, hij stribbelt niet tegen.

Reacties

Laat een bericht achter