Weg met de allochtoon

Geplaatst op september 30, 2012 | Gearchiveerd onder The Semidaily Kuitenbrouwser | 1 Reactie

In de loopbaan van elke politicus komt een moment waarop hij ontdekt dat het veranderen van de wereld een stuk moeilijker is dan het veranderen van de taal. Het woordenboek laat zich makkelijker redigeren dan de werkelijkheid. Zo ontstaat politieke newspeak. George Orwell parodieerde het gebruik in Animal Farm en 1984, maar zo heel erg overdreef hij niet. De term vertically challenged, als eufemisme voor klein van stuk, is toch echt non-fictie. Of  ‘not an open-ended military action, the kind of which might otherwise be described as a war’ – Obama’s virtuoze eufemisme voor de oorlog in Libië. Wij kunnen er ook wat van. Neem de ‘politionele acties’ in Indonesië. Het meest navrante voorbeeld blijft ‘vredesproces’. Er is een oorlog en er is een vredesproces, en ongemerkt neemt dat tweede begrip de plaats is van het eerste. Vredesproces: wat vooraf gaat aan de vrede. Ooit heette dat oorlog.

Het behoort tot de politieke folklore van dit land dat iemand om de 12 á 24 maanden voorstelt om het woord ‘allochtoon’ in de ban te doen. Dan rinkelt hier de telefoon en willen de media weten wat daarvan te vinden. Ik leg dan uit dat dergelijke voorstellen vaak van politieke gemakzucht getuigen – Groen Links deed recent nog een poging ‘integratie’ te vervangen door ‘emancipatie’ – en dat wanneer de /behoefte/ aan newspeak niet verdwijnt, voor zo’n verbannen term meestal gewoon een ander eufemisme in de plaats komt. De eufemisme-tredmolen, noemt Steven Pinker dit.

Buitenlander, gastarbeider, repatriant, rijksgenoot, internationale forens, migrant, etnische minderheid, culturele minderheid, nieuwkomer, medelander, allochtoon, de tredmolen draait op volle toeren. En dat terwijl het in vrijwel alle gevallen om /immigranten/ gaat, maar dat woord was nu juist taboe in het na-oorlogse Nederland, want het land was ‘vol’ en er moest /geëmigreerd/ worden, niet geïmmigreerd.

Zo zijn er altijd redenen om de zaken niet bij hun naam te noemen. Voor omstanders rijst dan de vraag: doe ik mee aan dit schimmenspel of niet? Zelf gebruik ik het woord allochtoon liever niet: het zíjn immigranten, eerste, tweede of zoveelste generatie – noem ze dan ook zo.

Het is verbijsterend, en tegelijk kenmerkend voor onze onverschilligheid op dit gebied, dat Nederlandse politici, ook in het parlement, vaak gewoon van ‘Turken’ en ‘Marokkanen’ spreken, als het over Turkse en Marokkaanse Nederlanders gaat. In de Verenigde Staten wordt een politicus voor zoiets gekielhaald. En terecht, als de Prinsjesdag-hoedjes tot het decorum van de democratie behoren, dan ook graag enige aandacht voor de staatsburgerlijke nomenclatuur. Als een Kamerlid over politieagenten zou spreken als ‘juten’ of smerissen’ zou er waarschijnlijk worden ingegrepen. Een Turkse Nederlanders aanduiden als ‘Turk’ is net zoiets. Het zou goed zijn als de nieuwe kamervoorzitster Van Miltenburg hier strenger op zou toezien.

De Vlaamse krant De Morgen heeft nu aangekondigd het woord ‘allochtoon’ uit zijn vocabulaire te schrappen. De overwegingen die hoofdredacteur Wouter Verschelden geeft zijn eerder professioneel dan ideëel. Kun je met een ‘containerbegrip dat veel te vaag gedefinieerd is’ eigenlijk wel goede journalistiek bedrijven, vraagt hij zich af.

Goede vraag. Officieel ben je een allochtoon als tenminste één van je ouders in het buitenland geboren is, maar dat geldt voor veel meer inwoners van Nederland dan de eerste, tweede en derde generatie immigranten uit Turkije en Marokko die er doorgaan mee worden bedoeld. En dan zijn er nog de Surinamers en Antillianen. De Antillen behoren tot het Koninkrijk, strikt genomen is iedereen die daar woont Nederlander. Dus, inderdaad: wat bedoelen we eigenlijk, als we ‘allochtoon’ zeggen?

Neem deze zin, onlangs in NRC: ‘Niet alleen omdat er te weinig vrouwen zijn, er zijn ook te weinig allochtonen met topfuncties.’ Wie heeft de auteur op het oog? Turkse en Marokkaanse Nederlanders? Immigranten? Niet westerse immigranten? Kleurlingen?

Of deze: het gaat over criminaliteit onder Marokkaanse Nederlanders (ook in dit stuk telkens aangeduid als ‘Marokkanen’): ‘Het was de beroerde sociale situatie, en dáár waren allochtonen nu eenmaal in oververtegenwoordigd.’ Van de ene zin op de andere wordt de groep verbreed tot, tja, tot wat eigenlijk? Alles met een kleurtje?

Ander voorbeeld, van een paar weken geleden: ‘Tot voor kort was het overzichtelijk: allochtonen stemden op de PvdA, punt.’ Over wie gaat het deze keer? Horen Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders daarbij? Vluchtelingen uit Ghana of Kosovo? De Koninklijke familie, die zoals bekend voor een groot deel uit allochtonen bestaat? Ikzelf, met mijn buitenlandse moeder?

Wouter Verschelden heeft volkomen gelijk. Preciseer je onderwerp, en als die precisering niet lukt, klopt je verhaal dan nog wel? Of ben je dan eigenlijk fictie aan het schrijven? In die zin is Verschelden gewoon de hoofdredacteur die tegen zijn medewerker Verkeer en Vervoer zegt: jij hebt het altijd maar over  ‘auto’s’. Zou het de kwaliteit van je kopij niet ten goede komen als je onderscheid maakte tussen personenauto’s en vrachtwagens? Eigenlijk is het Les 1 van de journalistiek.

Reacties

Eén reacties to “Weg met de allochtoon”

  1. petrossa on september 30th, 2012 15:59

    Beetje een gotspe om het zowat meest rassen segegratie land ter wereld te gebruiken als voorbeeld hoe het ‘wel zou moeten’.
    Echt openlijk racsime is standard practice, Amerika is niet de big melting pot, maar de big centrifuge.
    Elke ethnische groepering is gesegegreerd per woonomgeving en mengen alleen in het publiek om geld te verdienen.

    Me dunkt dat juist door het beestje bij de naam te noemen en niet zoals de amerikanen alles onder het tapijt te schuiven we (nog) niet amerikaanse rassen conflicten hier hebben.

    Opvallend is dat Engeland dat dezelfde tendens tot niet benoemen heeft, dezelfde problemen heeft.

Laat een bericht achter