De culturele neutronenbom
Geplaatst op november 23, 2012 | Gearchiveerd onder NRC HANDELSBLAD, The Semidaily Kuitenbrouwser | 1 Reactie
Laat ik het er maar meteen uitgooien: ik was nog nooit in de Rabozaal geweest.
De Amsterdamse Schouwburg en cultureel centrum De Melkweg liggen nagenoeg tegen elkaar aan, de plattegrond biedt weinig meer ruimte dan voor een fietsenstalling, maar op kunstige wijze heeft men daar toch een volwaardige theaterzaal tussen die gebouwen in weten te puzzelen, met vijfhonderd stoelen. Een schitterend gebouw. Modern, robuust, stijlvol en luxueus. Het zal allicht duurder kunnen, maar nergens treft het oog iets waarvan je denkt: ‘Jammer, dat had mooier gekund.’ Of: ‘Tja, toen was het geld op.’ Het is eerder andersom. ‘We worden toch maar weer verwend,’ denk je als je de deur naar de ‘Heren’ opent en een fonkelende zaal betreedt, een oogstrelend ensemble van keramiek, spiegelglas en RVS, om je blaas te legen in een designurinaal, terwijl in de al even prettig geoutilleerde foyer een glaasje betaalbare bubbly wacht.
OBA, Muziekgebouw aan ‘t Ij, Eye, de Rabozaal, het heropende Stedelijk, in al die recent opgeleverde cultuurtempels bekruipt mij hetzelfde gevoel: ‘Wow. Kosten noch moeite gespaard.’
Ik deelde die observatie met een vriend, na afloop van de voorstelling in de Rabozaal, bij eerdergenoemd glaasje. ‘Tja, dat is Nederland,’ zei hij. ‘Wij hebben geen cultuurbeleid, wij hebben een cultuurgebouwenbeleid.’
Een rake samenvatting.
Ons cultuurbeleid is nog steeds geworteld in het oude dictum van Thorbecke, dat het de staat niet past er een mening over kunst op na te houden. Regel 1 in het Handboek Bewindspersoon Cultuur: bewijs lippendienst aan Thorbecke. Dat Thorbecke überhaupt niets in het subsidiëren van kunst zag is kundig uit de geschiedenis gesneden, wat rest is de richtlijn: wel subsidie, geen opvatting. Je zou het cultureel laïcisme kunnen noemen: behalve tussen kerk en staat is er ook een scheiding tussen kunst en staat. Dat maakt het makkelijker om te investeren in infrastructuur dan in content. Niet in kunst, maar in kunstgebouwen. Nederland heeft 158 schouwburgen, één voor elke honderdduizend inwoners. Veel meer dan de landen om ons heen. Veel te veel, zeggen deskundigen. Serieus aanbod om al die podia mee te vullen is er niet, zodat op die dure planken negen van de tien keer amusement staat. Cabaret, of een exotische trommelband.
Toen werd het crisis, en moest er bezuinigd worden op cultuur.
Tja. die gebouwen breek je niet meer af, en al deed je ‘t, het zou maar weinig opleveren, dus de scalpel gaat vanzelf naar de variabele kosten. De content. Orkesten, gezelschappen, omroepen. Wat de publieke omroep de afgelopen dertig jaar in beton, staal en glas geïnvesteerd heeft, is een veelvoud van wat er nu op programma’s bezuinigd moet worden. Kunstbeleid als neutronenbom: doodt al het leven, laat de gebouwen intact.
In Duitsland is Thorbecke’s taboe onbekend, legde Johan Simons mij eens uit, die daar sinds enkele jaren werkt als artistiek leider van de Munchner Kammerspiele. In Duitsland mag een politicus behalve over gezondheidszorg, inkomensverdeling en onderwijs óók een mening over kunst hebben. Dat die voorkeur ook zijn beleid stuurt, vindt niemand vreemd. Een minister die geacht wordt een literaire staatsprijs te overhandigen aan een schrijver die een kabinetscollega van diezelfde minister voort ‘Eichmann’ uitmaakt – het overkwam Elco Brinkman – dat zal in Duitsland niet gauw gebeuren. Politieke macht is ook culturele zeggenschap.
Dat is waarom VVD en PVV zo graag in de kunstsubsidies snijden. Niet zozeer omdat ze een hekel aan kunst hebben, zoals de veronderstelling vaak luidt, maar omdat ze geen zin hebben om geld te geven aan kunstenaars aan wie ze hekel hebben. Ze zouden het willen geven aan kunstenaars die ze wél goed vinden (en die hén ook goed vinden), maar dat kan dus niet. Het geld zit in gebouwen en de rest wordt verdeeld door ‘onafhankelijke deskundigen’. (Die natuurlijk allemaal PvdA, D66 of Groen Links stemmen!)
Tja. Hakken dan maar.
Als je principieel tegen het subsidiëren van kunst bent, is het consistent om te vinden dat een politicus geen mening over kunst behoort te hebben. Dat was Thorbecke’s positie. De verbasterde versie van zijn doctrine die nu het denken stuurt – wel geld, geen mening – is een onding, waar we afscheid van zouden moeten nemen. Dan zijn we eindelijk af van die rancune-bezuinigingen. De prijs? Iets iets langer rijden voor je bij het theater bent, iets minder sublieme toiletten. O ja, én dat eens in de zoveel jaar de culturele wind kan draaien. Maar dat lijkt me eigenlijk niet zo’n bezwaar. Des te scherper moet er gezeild worden.
Reacties
Eén reacties to “De culturele neutronenbom”
Laat een bericht achter
Ter onderbouwing van deze blog. Culturele instellingen in Nederland zijn jaarlijks € 700 mln. kwijt aan huisvestingskosten. Dat is meer dan bijvoorbeeld welzijn € 400 mln. of kinderopvang, € 500 mln. Sterker nog met € 260,- m2 per jaar huisvestingskosten kent de sector de duurste m2 van het maatschappelijke vastgoed. Los van het economische klimaat en politieke interventies kent de sector in Nederland geen tradities van eigen inkomsten. In Engeland bij voorbeeld komt 55% van de omzet uit eigen inkomsten. In Nederland ligt dit gemiddeld voor de podiumkunsten op 18%. In Vlaanderen doen ze dat met 38% zelfs nog beter. En ja er ligt een duidelijke relatie tussen politici in het bestuur van een culturele instelling en de mate van subsidie.