Het Armstrong-narratief.

Geplaatst op januari 25, 2013 | Gearchiveerd onder NRC HANDELSBLAD, The Semidaily Kuitenbrouwser | 1 Reactie

De genetische bakermat van Amerika werd gelegd door mensen voor wie Europa te klein was. Mensen die ruimte zochten. Europeanen vinden het leuk om iets dat werkt kleiner te maken – klok wordt horloge, lp wordt cd – Amerikanen beginnen met kijken of het ook groter kan – limonadebeker wordt emmer, pizza wordt wagenwiel. Te veel vuurwapens op scholen? Nóg meer vuurwapens op scholen!

Het genoeg als blinde vlek.

Het dopinggebruik van Europese wielrenners verhoudt zich tot dat van Lance Armstrong als een Fiat Panda tot een Hummer. Armstrong is een Texaan, de staat waar dat SuperSize-gen van de Amerikanen nog beter floreerde dan elders. Texas is een ander woord voor ‘groot’. ‘Interessant, die performance enhancing drugs,’ heeft Armstrong gedacht, ‘maar ik ben een Amerikaan, ik ga dat beter doen. En beter is groter. En daarmee ga ik dan niet een of twee of drie keer de Tour de France winnen, nee zeven keer.’

Deskundigen zijn het erover eens: als Armstrong het bij die krankzinnige winning streak had gelaten, was hij er vermoedelijk mee weggekomen. Het demasqué nam een aanvang toen hij terugkwam voor nóg meer. Blind vertrouwen op de strategie die tot dan toe gewerkt heeft: ook typisch Amerikaans. If it ain’t broke, don’t fix it. Een gezond beginsel, waar met name wij Nederlanders wat van kunnen leren, met ons eeuwige, dwangmatige gesleutel aan dingen waar niets aan mankeert, behalve dat ze ‘ouderwets’ zijn.

Maar je moet dan wel goed in de gaten houden óf het systeem nog werkt. Dat was Armstrongs fatal flaw: zijn systeem ging stuk, en hij zag het niet.

Wat niet wegneemt dat zijn prestatie geniaal is. Wat mij betreft blijft hij daar tot in lengte van dagen in korte broek op die sofa liggen, starend naar die zeven gele truien, want hij heeft ze verdiend. Hij was misschien niet zeven keer de snelste, maar wel zeven keer de beste.

Wat Armstrong begreep is dat de sportjournalistiek geen journalistiek meer is, maar veredelde PR. Sportjournalisten maken deel uit van het mediasysteem en het mediasysteem heeft de topsport nodig. De NOS laat zich graag voorstaan op zijn ‘onafhankelijkheid’, maar als de NOS werkelijk onafhankelijke sportjournalistiek zou willen bedrijven, moet ze morgen ophouden met bieden op sportrechten. Naast dat enorme financiële belang schrompelt Mart Smeets ineen tot een lispelende lakei, een dweepzieke dwerg. Een journalistieke eunuch, die alleen mag kijken, maar aankomen niet.

Maar het mediasysteem castreert zichzelf niet voor niets, daar moet iets tegenover staan. Dat Armstrong zich zeven keer ongestoord de gele trui in kon spuiten, was alleen mogelijk dankzij het mythologische miljardencircus dat hij eromheen creëerde. Het betoverende sprookje van de man die, enfin… u kent de ingrediënten. Niet voor niets gebruikt Armstrong de term ‘narratief’ – alsof hij ook op dit punt wetenschappelijk geadviseerd werd.

De commerciële waarde van het verschijnsel Armstrong moest zo enorm zijn, dat de media het wel uit hun hoofd lieten hem te ontmaskeren. Vroeger hielden oplichters en fraudeurs zich gedeisd – nooit onnodig de aandacht trekken – maar de moderne bedrieger weet beter: creëer een narratief, een mythe, maak de mythe aantrekkelijker dan de eventuele ontmaskering, en de pers wordt je vriend. Er zijn natuurlijk hardnekkige eenlingen die op zoek gaan naar naadjes in het projectiescherm, als Truman Burbank in The Truman Show, maar die zijn met wat bluf vrij eenvoudig te neutraliseren.

Met zijn mislukte comebacks deed Armstrong afbreuk aan een mythe die, als hij rustig op die trophy sofa was blijven liggen, alleen maar grootser was geworden. Omgeven met raadsel en gerucht, uiteraard, maar toch – te mooi om te ontmantelen.

De politiek doet hetzelfde. Waarom staan serieuze, intelligente politici in de rij om als blije poedels door de hoepels van de te media springen? Want ze weten: hoe groter hun vermaakswaarde, hoe minder lastige vragen. Dit is ook het principe achter het verschijnsel Bram Moskovicz. Bram Moszkovicz was op een gegeven moment alleen nog het verhaal van een advocaat, omringd door ‘kritische journalisten’ die dat verhaal voor hem verkochten en nooit achter de fictie keken.

Dat is de stille transactie tussen de macht en het mediasysteem: wij zorgen voor fictie, voor drama, voor mythologie, jullie zoeken niet naar de kieren. En voor een mediasysteem in ademnood, op zoek naar zuurstof, wordt die transactie met de dag aantrekkelijker.

Het genie van Lance Armstrong is dat hij dat vijftien jaar geleden al begreep. En exploiteerde. Stelselmatig en tot het uiterste. Als een echte Amerikaan.

Reacties

Eén reacties to “Het Armstrong-narratief.”

  1. Rob van der Hilst on januari 25th, 2013 15:40

    Jan, op de foto zie rode truien, ik ken een vrijwel identieke foto (ook met LA liggend op de bank) waar wel gele truien te zien zijn achter glas. Is de eerste een recente foto die zou moeten aantonen dat LA berust in het verliezen van 7 gele TdFtruien?
    De man is immers een bekwaam acteur en regisseur zoals inmiddels de ganse schepping weet.

Laat een bericht achter