Geplaatst op januari 21, 2015 | Gearchiveerd onder NRC HANDELSBLAD, The Semidaily Kuitenbrouwser | Reageer

Er zijn veel vooroordelen over framing. ‘Wij houden er niet zo van,’ hoorde ik een voorlichter van een Ministerie onlangs zeggen, ‘je wordt genaaid.’ We worden als krantenlezer vast met enige regelmaat ‘genaaid’, maar ik betwijfel of dat een kwestie van framing is. Als een minister die op het gevangeniswezen wil bezuinigen van een ‘sober regime’ spreekt en de oppositie zegt ‘het is terug naar water en brood’ – wie wordt er dan ‘genaaid’? Als de regering van ‘hervorming’ spreekt en de oppositie noemt het ‘afbraak’ – wie wordt er dan ‘genaaid’? Wel kan ik me voorstellen dat het voor een bestuurder frustrerend moet zijn om te zien hoe een plan waar hij energie en prestige in geinvesteerd heeft, door listige reframing van de tegenstander in de publiciteit een  geheel andere gedaante krijgt. Misschien zou ik me zelfs ‘genaaid’ voelen, en mogelijk was dat wat die voorlichter bedoelde. Lisbeth Imbo wil graag ‘de grijze kantlijn’ opzoeken, want daar zou ‘de waarheid’ liggen. Als abonnee zou ik een wenkbrauw optrekken.

Het verschijnsel ‘framing’ wordt vaak verklaard als een aanpassing van de politiek aan het moderne mediasysteem, dat om catchy teksten en prikkelende beeldspraak vraagt. Dat is het, maar het is ook iets anders. Politiek is de afgelopen decennia steeds meer verworden tot beleid, het politieke debat gaat niet over waar het heen moet met de samenleving, maar over een procent meer of minder. De moderne politicus zit in de machinekamer, ‘aan de knoppen’, met de koers van het schip houdt hij zich nauwelijks bezig. Als de moderne politicus een langetermijnvisie ontvouwt, is dat geen blauwdruk (het woord alleen al!) maar een gesuikerd Coca Cola-visioen, louter bedoeld om kiezers te verleiden. Geen wonder dat ze allemaal hetzelfde vertellen. De bestuurlijke klasse heeft naar zijn eigen evenbeeld een protoburger gecreëerd, in deze krant laatst zo raak beschreven door Bas Blokker als de redelijke, zelfredzame D66-burger, ijkpersoon van alle beleid. Voor zover mensen niet aan dit profiel voldoen is er corrigerend beleid om bij te spijkeren, of compenserend beleid om de lacunes op te vullen. Iedereen is in principe overal toe in staat tenzij hij ‘iets heeft’, dan gaan we dat verhelpen. Dan gaat er een seintje naar de machinekamer om aan een knop te draaien.  Zo ontstond een politiek discours dat geen verschil duldt. Eén verhaal, één taal, van toepassing op iedereen. Het enige onderscheid dat rest is het onderscheid van het frisdrankschap in de supermarkt: vormgeving, kleurnuances. Kies mij, nee, kies mij, nee mij! – al komen we allemaal uit dezelfde fabriek.

In Trouw bepleitte de bestuurskundige Paul Frissen onlangs een afscheid van dit emancipatoire gelijkheidsdenken: “Geen paternalisme, geen grenzeloze beleidsambities, geen beelden van een goede samenleving van geëmancipeerde burgers, maar een repertoire waarin de mogelijkheden om verschil te maken maximaal zijn.’’ We zijn niet gelijk, dus we hebben ook ieder ons eigen verhaal. Framing is de poging om dat verschil onder woorden te brengen. Om verschil te maken. Om te ontsnappen uit de dominante conversatie, een stap achteruit te doen en de vraag te stellen: wat vínden wij hier eigenlijk van? Gaat dit gesprek wel over het juiste onderwerp? Wat is hier écht aan de hand? Framing, integere framing, is eigenlijk gewoon een terugkeer naar ideologie. De poging om van beleid weer politiek te maken. Technocraten zullen zich hier tegen verzetten, dat ligt voor de hand. Zij hebben hun analyse gemaakt, zij hebben het probleem gedefinieerd, de politiek hoeft alleen nog ‘ja’, ‘nee’ of iets daartussenin te zeggen. Aan politici die de definitie van het probleem veranderen en het debat een andere kant op sturen, hebben zij geen behoefte. Maar een journalist, een journalist die wil nadenken tenminste, zou die ontwikkeling juist moeten toejuichen. Want áls er een ‘waarheid’ is, dan is het wat oprijst uit de botsing der frames.


Reacties

Laat een bericht achter