Beatrix Ruf: Pek & Veren

Geplaatst op oktober 25, 2017 | Gearchiveerd onder The Semidaily Kuitenbrouwser | Reageer

De affaire Ruf markeert een nieuw tijdperk in de verstrengeling van de publieke en de private sector, dankzij het modieuze marktdenken van de politiek. De term ‘marktdenken’ is in feite misplaatst, want veel denkwerk lijkt aan het in praktijk brengen van deze noties niet te pas te komen. 

Rond de vorige eeuwwisseling werd voor semi-publieke instellingen zoals ziekenhuizen, scholen, theaters en musea een nieuw bestuursmodel geïntroduceerd. In trendy Engels: de code governance. De oude constructie was: er is een bestuur dat het beleid maakt en een directie voert dat beleid uit. Die werd vervangen door het ‘RvT-model’: beleid en uitvoering zijn in één hand en daarnaast is er een ‘Raad van Toezicht.’

Het paste in de tijdgeest: de publieke sector kopieert als het ware het bestuursmodel van het bedrijfsleven, waar je een Raad van Bestuur hebt, die beleid maakt en uitvoert, een Raad van Commissarissen, die namens de aandeelhouders toezicht houdt, en de directie naar huis kan sturen als hij hun belangen schaadt. Dat is meteen een belangrijk verschil met de (semi-)publieke sector: Raden van Toezicht in de publieke sfeer kunnen niemand naar huis sturen, want zij vertegenwoordigen de eigenaar niet. Dit soort instellingen heeft geen ‘eigenaar’ of het zou de belastingbetaler moeten zijn.  Die ‘publieke aandeelhouder’ zou via een RvT eigenlijk een grote stem moeten hebben, maar dat is in dit nieuwe model juist niet de bedoeling. De overheid geeft alleen subsidie en blijft verder op afstand. Men speelt een béétje bedrijfsleven, maar op een cruciaal punt dan weer niet.

Onder Beatrix Ruf bestond de RvT van het Stedelijk Museum uit: een vastgoedmiljardair, een hightech-miljonair, nog een hightech-miljonair, een beursmiljonair, een beeldend kunstenaar, een Duitse kunsthistorica, een hoogleraar mediarecht en de ‘substituut ombudsman’. Die miljo- en miljardairs zijn kunstverzamelaars en opereren dus op dezelfde markt als het Stedelijk Museum. Houden zij toezicht op het Stedelijk, of verwerven zij gevoelige voorkennis  via het Stedelijk? De aandelenhandel is in veel opzichten vergelijkbaar met de kunsthandel, vandaar dat zulke dubbelfuncties daar verboden zijn. Als die RvT-collectioneurs de prijs opdrijven van een werk dat het Stedelijk wil aanschaffen, wie heeft daar schade van? De subsidiënt.

Het Stedelijk ontvangt dertig miljoen euro subsidie per jaar, twintig van de gemeente, tien van de staat, maar geen van die beide partijen is dus in haar bestuur vertegenwoordigd, zelfs niet indirect. Als die miljoenen aan Lamborghini’s voor het management besteed zouden worden, zou de subsidiënt het pas merken als ze al afgeleverd en ingereden zijn.

Of het nu in de zorg, de huisvesting, het onderwijs of de cultuur is, sinds de invoering van dit RvT-model doen zich met grote regelmaat affaires voor rond een ‘dominante bestuurder’, zoals het dan eufemistisch heet, en een Raad van Toezicht die niet heeft toegezien maar alleen toegekeken.  Zulke Raden hoeven volgens de wet maar vier keer per jaar te vergaderen en doen dat zelden in hun volledige samenstelling. De meeste van deze toezichthouders zitten namelijk in een rits van zulke Raden, met alle agendaconflicten van dien. En al zou een RvT zo’n ‘dominante’ bestuurder tot de orde wíllen roepen: dat kan helemaal niet, want zij maken het beleid niet. Waar die Raden wel over gaan is niet duidelijk. Zij worden wel geacht aan ‘zelfevaluatie’ te doen, een van die neoliberale verzinsels die met het woord ‘zelf’ beginnen, zoals ‘zelfkeuring’, ‘zelfcertificering’ en ‘zelfregulering’. De overheid schrapt een taak, keuring, handhaving, regulering, en creëert de verbale illusie dat de burger dat vervolgens zelf gaat doen. Alle snelheidscamera’s worden weggehaald en de overheid gaat over op ‘zelfbeboeting’. Dat Beatrix Ruf haar functie gebruikte ten behoeve van een geheime privébusiness en diverse kwestieuze transacties buiten de boeken hield, is dus helemaal niet verbazend. Zij deed aan zelfregulering.

Tja, als je een governance-model kopieert uit het Italië van Berlusconi of het Rusland van Poetin, komen de Italiaanse en/of Russische toestanden vanzelf.

Het is ook kenmerkend dat een belangrijke sponsor van het Stedelijk, Aedes Real Estate, zich nu in de media opwerpt als verdediger van Ruf en haar ontslag probeert af te doen als een destructieve mediahype. Van een sponsor zou je in zo’n situatie enige gêne verwachten, maar deze firma acht corruptie, zelfverrijking en fraude blijkbaar niet onverenigbaar met zijn kernwaarden.

Het Parool had afgelopen weekend een groot stuk over de vraag of het vertrek van Ruf een verlies voor de stad en het museum zijn. Alsof haar inhoudelijke verdienste misschien toch onvoldoende was meegewogen en het überhaupt een optie zou zijn geweest om haar te handhaven. Ruf’s deskundigheid en visie staan volgens mij buiten kijf, maar daar gaat het niet om, zij heeft de hand gelicht met de ethische verplichtingen van haar ambt, dáárom moest zij weg. En met haar zou de hele Raad van Toezicht van het Stedelijk op non-actief moeten zijn gesteld, want die heeft géén toezicht gehouden.

Ooit had je twee kunstwerelden: het gesubsidieerde circuit en de ‘vrije sector’. De eerste maakte met publiek geld moeilijke kunst voor een elitair publiek van fijnproevers, de andere maakte toegankelijke kunst voor een breed publiek, voor eigen winst en risico. Zwaar gesubsidieerde opera versus zwaar winstgevende musicals. Ivo ten Hove versus Joop van den Ende. De affaire Ruf laat zien hoe die gescheiden werelden elkaar in het hedendaagse kunstbedrijf opzoeken: Ruf is de gesubsidieerde avantgardist én de gehaaide marktspeler inéén. In die zin vertegenwoordigt zij een nieuwe diersoort. Het pak waar Beatrix Ruf de Nederlandse belastingbetaler in genaaid heeft is dubbel gestikt: een cultuur van financiële belangenverstrengeling en avantgardisme voor de happy few. Marktwerking, gecombineerd met dalende bezoekcijfers. Knap werk.

Het wordt tijd dat het Stedelijk Museum weer een gewoon bestuur krijgt, dat het beleid stuurt, het publieke belang bewaakt en tot verantwoording kan worden geroepen. Want als één kunstbestuurder ooit het vooroordeel bevestigde dat de kunstwereld uit ‘subsidieslurpers’ bestaat die het systeem misbruiken voor ‘linkse hobby’s’, dan is het de voormalig directeur van het Stedelijk Museum, Beatrix Ruf. Pek en veren zijn haar gerechte straf.

Reacties

Laat een bericht achter